De wereld van werk is in de afgelopen jaren nogal veranderd. Door toenemende globalisatie, technologische ontwikkelingen en diversiteit kunnen werkenden niet meer rekenen op een vaste betrekking bij één bedrijf, of zelfs op één carrière. En dat heeft ook gevolgen voor loopbaanadvies, iets waar veel werkenden en werkzoekenden gebruik van maken. Zo'n nieuwe werkveld vraagt om een andere aanpak, waarvan hieronder een aantal voorbeelden wordt geven, in een samenvatting van het artikel 'Innovations in Career Counseling' van Felissa K. Lee en Joseph A. Johnston, University of Missouri–Columbia.
Holistische benadering
De eerste benadering is holistisch. Dat betekent dat carrière en persoonlijkheid niet van elkaar gescheiden worden. Door werkloosheid, en door onzekerheid die het uitblijven van vast werk met zich meebrengt, kunnen mensen psychische klachten ondervinden. En voor het onder controle houden van de eigen loopbaan, is juist een positieve en open instelling nodig. Daar moeten loopbaanadviseurs op carrièregebied dus op inspelen. Dat kan door een cliënt niet slechts te zien als werknemer, maar als heel persoon. Alles wat iemand doet en meemaakt, is ook van invloed op zijn of haar houding ten opzichte van de carrière.
Die benadering is ook terug te zien in de 'Personal Career Theory' van J. Holland (1997). Ook hier staat de cliënt, met al zijn levenservaring, centraal. Het is noodzakelijk dat mensen zelf goed inzicht hebben in hun talenten, interesses, doelen en persoonlijkheid. Inzicht in de persoonlijkheid zorgt er voor dat een strategie die tot een passende carrière moet leiden, vaker effectief is. Ook blijkt vaak dat problemen in de loopbaan een diepere persoonlijke aard hebben. Door deze problemen op te lossen, slaat een cliënt dus twee vliegen in één klap.
Toeval en kansen
Aan de wat minder' persoonlijke kant' van loopbaanplanning speelt het omgaan met kansen een grote rol. In de huidige situatie is het noodzakelijk dat loopbaanadviseurs hun cliënten aansporen om in te spelen om voordelige, onverwachte gebeurtenissen in hun loopbaan. Simpel gezegd, de kansen die zich voordoen kunnen maar beter gegrepen worden. Dat maakt dat toeval ook van invloed is op een loopbaan, al wordt dat vaak buiten beschouwing gelaten. Doorgaans zien mensen niet hoe hun daden juist kansen creëren. En dat moet juist op op waarde geschat worden. Dit kan door bij de cliënten het bewustzijn dat ze zelf invloed hebben op kansen, te vergroten. Ook hier kunnen vaardigheden ontwikkeld worden, zoals flexibiliteit en optimisme. Dan kunnen de cliënten de onzekerheid op werkgebied omzetten in kansen.
Sociale vaardigheden en emotionele intelligentie
Een laatste punt is het sociale contact, zowel op de werkvloer als daarbuiten. Mensen die goed samenwerken, worden vaker succesvol in hun werk. Ook doordat er steeds vaker in teams gewerkt wordt, zijn sociale vaardigheden belangrijk. Die zorgen er ook voor dat werknemers binnen een bedrijf op meerdere fronten inzetbaar zijn, wat hen weer gewild maakt bij andere werkgevers. Loopbaanadviseurs moeten zich focussen op de belangen van emotionele intelligentie, mentorschap en netwerken. Emotionele intelligentie helpt mensen om te communiceren en zo meer productief te werk te gaan. Het opbouwen van een netwerk is altijd handig voor het geval een cliënt op zoek moet naar een nieuwe baan; mentorschap kan hier een onderdeel van zijn. Een protegé heeft dan een belangrijk contact en de mentor zelf laat zien op meerdere fronten inzetbaar te zijn.
Positivisme
Loopbaanadviseurs moeten inspelen op de veranderingen in het werkveld van de laatste jaren, vooral door hun cliënten te adviseren positief te zijn. Door de rol van de persoonlijkheid, hebben de cliënt een deel van de loopbaan altijd bij zich. Ze moeten het maximale uit hun ervaringen en kansen halen. Zo halen ze ook het maximale uit hun carrière.
Bronnen
Holland, J. (1997). Making vocational choices: A theory of vocational personalities. Odessa: Psychological Assessment Resources.
Johnston, J., Lee, F. (2001) Innovations in Career Counseling. Journal of Career Development, 27, 3, 177-184.
Reageren