Onlangs verscheen het boek Creativiteit krijg je niet voor niks, een boek over de dagelijkse creativiteit in werk en wetenschap, en het eerste Nederlandse overzicht is van de psychologische grondslagen van creativiteit. Aan bod komen neuropsychologische processen, persoonlijkheidstrekken, sociale situaties die creativiteit belemmeren of juist bevorderen en mythen rondom creativiteit. Een interview met hoogleraar sociale en organisatiepsychologie Carsten de Dreu die het boek schreef, samen met Daniel Sligte.
Hoe is' Creativiteit krijg je niet voor niks' tot stand gekomen?
“Creativiteit en innovatie is een onderwerp waar ik al zo'n beetje mijn gehele wetenschappelijke loopbaan mee bezig ben. Soms heel intensief en vaak ook wat meer op afstand. Een paar jaar geleden ontstond de behoefte om al die kennis, opgeslagen in technische en nog erg gecondenseerde wetenschappelijke artikelen, samen te brengen in een toegankelijk overzicht. We kozen ervoor dit in een Nederlandstalig boek te doen, omdat er in Nederland eigenlijk geen goed overzicht is van de psychologische grondslagen van creativiteit. En in samenspraak met de Nederlandse Stichting voor Psychotechniek (NSvP), de opdrachtgever, besloten we ons vooral te richten op de dagelijkse creativiteit in werk en wetenschap, twee gebieden waar creativiteit en innovatie echt heel vaak het verschil maken.”
Wat maakt creativiteit zo fascinerend en ongrijpbaar?
“Ik denk dat een creatief inzicht, of een origineel idee, voor iedereen fascinerend is - het roept toch vaak bewondering op, het zet aan om er over na te denken, het ook zo te willen doen, om het toe te passen. En tegelijkertijd is het ongrijpbaar, omdat we het eindproduct zien maar het ontstaansproces niet. Vaak kunnen we dat ook zelf niet eens terughalen - het idee was er ineens! Als wetenschapper is dat natuurlijk erg onbevredigend en het was een intellectuele uitdaging om dat ongrijpbare proces te ontcijferen en stukje bij beetje te kunnen voorspellen wie wanneer creatief wordt. Of juist niet.”
Is creativiteit aangeboren of kun je het ook leren? Hoe kun je er beter in worden?
“Het is niet aangeboren. Wel heb je cruciale ingrediënten nodig, en sommige daarvan zijn aangeboren. Door ons boek heen, beschrijven we allerhande onderzoek waaruit blijkt dat intelligentie belangrijk - maar zeker niet voldoende - is voor creatief denken en presteren. En intelligentie is deels erfelijk bepaald. Maar ook beschrijven we talloze studies waaruit blijkt hoe belangrijk het is om veel te weten, te leren, te oefenen, te proberen, enzovoorts. Dat is iets wat mensen gaandeweg hun leven doen. En daar kun je ook zelf bewust op sturen. Tot slot beschrijven we in het boek allerhande situaties die er voor zorgen dat creativiteit vergroot wordt, of juist in de kiem gesmoord. Tijdsdruk is een voorbeeld, of een divers samengestelde groep medewerkers. Dit soort situaties kun je vaak zelf beïnvloeden, of opzoeken. Zo kun je beter worden in creatief denken en handelen.”
Er worden in het boek een aantal hardnekkige mythes rondom creativiteit van tafel geveegd. Welke uitkomsten hebben je zelf het meest verbaasd?
“De gedachte dat competitie creativiteit bevordert - zonder wrijving geen glans! Dit zit zo verankerd in ons denken, het bepaalt beleid, de koers die leidinggevenden vaak varen, de wijze waarop in de wetenschap bijvoorbeeld subsidiegelden worden uitgedeeld. En het klopt niet, bovendien werkt het omgekeerd! Zonder competitie meer creativiteit!”
Het boek is een tussenstand, een overzicht waar we nu staan in het onderzoek naar creativiteit. Waar moet het onderzoek zich de komende jaren op richten om onze kennis hierover verder te brengen?
“Enerzijds denk ik dat we meer systematisch op zoek moeten naar de neurocognitieve bases van creatief denken. We besteden er een hoofdstuk aan in het boek, maar er resteren nog erg veel vragen. Om die ongrijpbaarheid echt te ontrafelen, is inzicht in de (moleculaire en neurale) mechanismen die in het brein spelen echt heel belangrijk. Anderzijds zou ik meer onderzoek willen zien (en doen) naar wat we in het boek synergetische creativiteit noemen - dat een groep mensen een creatief product maakt dat niet meer is terug te leiden naar de meewerkende individuele bijdragen. Daarover is erg weinig bekend en tegelijkertijd is dat misschien wel het soort creativiteit dat de menselijke soort echt onderscheidt van andere (groeps)dieren.”
Carsten de Dreu is hoogleraar sociale en organisatiepsychologie aan de Universiteit Leiden en hoogleraar gedragseconomie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij maakte jaren deel uit van de jury van de David van Lennep Scriptieprijs en schreef eerder het boek Bang voor conflict?
Hij is fellow van de Association for Psychological Science en lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Naast de psychologie van creativiteit en innovatie, bestudeert hij samenwerking en conflicthantering binnen en tussen groepen. Voor zijn wetenschappelijk oeuvre ontving hij de Kurt Lewin Medal van de European Association for Social Psychology in 2014 en in 2015 de Dr. Hendrik Mullerprijs van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen.
Reageren