Er is sprake van een aantal structurele onevenwichtigheden op de Nederlandse arbeidsmarkt. In een interessant whitepaper 'Op weg naar een duurzame arbeidsmarkt' bieden wetenschappers van de Universiteit van Utrecht een interessante analyse van de toenemende kloof tussen ‘outsiders’ en ‘insiders’ op de arbeidsmarkt en doen zij voorstellen om talent in de breedte veel beter te benutten. Aandacht gaat daarbij uit naar politiek, instituties, wetenschap en gedrag. Er zijn veel raakvlakken met de Omkering en de aandacht die de NSvP ook vraagt voor basale behoeften van mensen bij het organiseren van werk.
Insiders en outsiders
Een duurzame arbeidsmarkt is wenselijk voor alle partijen; werknemers, zelfstandigen, werkgevers en de overheid zijn gebaat bij een arbeidsmarkt waarin elk talent optimaal benut wordt en ieder individu een rol te vervullen heeft. Is de Nederlandse arbeidsmarkt duurzaam? Nee, nog niet. Hij kent namelijk een aantal structurele onevenwichtigheden. De kern van het probleem is dat een groot deel van de ‘insiders’ op de arbeidsmarkt wordt overbenut, terwijl ‘outsiders’ juist consequent onderbenut worden. In het essay verkennen de onderzoekers welke gedrags- en institutionele veranderingen nodig en mogelijk zijn om een duurzame arbeidsmarkt dichterbij te brengen.
Werken is topsport
Werken in Nederland is topsport; we werken verhoudingsgewijs weinig maar de arbeidsproductiviteit is hoog. Steeds beter opgeleide mensen werken met steeds geavanceerdere technologie en realiseren daarmee een steeds hogere productie per persoon. Dit is echter niet de enige reden dat de arbeidsproductiviteit zo hoog is. Veel laagproductieve burgers staan gedeeltelijk – of zelfs volledig - buiten het arbeidsproces. Vanwege de ‘werk als topsport’-cultuur komen zij moeilijk weer aan een baan. Zonder ingrijpen zal de kloof tussen de deelnemers aan de arbeidsmarkt en zij die daarbuiten staan alleen maar groter worden.
Weinig oog voor menselijke waarden en behoeften
Een andere belangrijks signalering is dat bedrijven de rol van werkgever zodanig vormgeven dat het werk steeds minder goed aansluit bij de behoeften van mensen. “Nadat we dus gedurende meer dan een eeuw een ontwikkeling hebben gezien waarin werk in toenemende mate in het verband van allengs grotere organisaties werd georganiseerd, de organisatie als institutie aan belang won, maar ook dat die organisaties niet automatisch voorzien in c.q. een bijdrage leveren aan een duurzame arbeidsmarkt, zien we nu signalen dat dit organisatiemodel mogelijk minder noodzakelijk wordt én dat het voor een grote groep werkenden minder vanzelfsprekend wordt als de vorm waarin zij hun arbeid willen verrichten”.
Behoefte aan nuttig en zinvol werk
Het tweede belangrijke verandering betreft de rol van werk in het leven van individuele burgers. Werk in de moderne samenleving is veel minder dan in de traditionele economische modellen van de vorige eeuw een noodzakelijk kwaad (‘disutility’) (Van Hoof, 2001) of - zoals de socioloog Adriaansens (1989) het aanduidde - ‘labeur’. Werk is in een individualiserende samenleving waar collectiviteiten er minder toe doen in toenemende mate een middel tot ontplooiing en iets dat je identiteit bepaalt. Natuurlijk, je verdient er geld mee om in je dagelijkse levensonderhoud te voorzien, maar het moet ook nuttig zijn en inhoudelijk boeien. Dat geldt voor mannen, maar dat geldt tegenwoordig ook voor vrouwen die een carrière als moeder en huisvrouw anders dan in het verleden niet langer de belangrijkste c.q. enige route beschouwen naar levensvervulling en maatschappelijk aanzien.
Ontworstelen aan traditionele arbeidsrelaties
De behoefte van steeds meer burgers aan nuttig en zinvol werkt, staat tot op zekere hoogte op gespannen voet met de enkele alinea’s hiervoor aangeduide organisatiecultuur die zich in toenemende mate richt op externe waarden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we in de samenleving enerzijds een toenemende roep horen naar maatschappelijk verantwoord en (in allerlei opzichten) duurzaam ondernemen en dat anderzijds gedurende het afgelopen decennium een groot aantal werkenden zich aan de traditionele organisatie en de bestaande arbeidsrelaties heeft ontworsteld. Deze zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) bepalen zelf hun handel en wandel, maar missen tegelijk ook de voordelen die grotere organisatorische eenheden ontegenzeggelijk ook met zich meebrengen (bijvoorbeeld in termen van voorzieningen, intercollegiale uitwisseling, taakspecialisatie en de beschikbaarheid van – vaak kostbare - kapitaalgoederen). Toch zien we juist in de hoogontwikkelde economieën van West-Europa de afgelopen decennia een sterke toename van het aantal zelfstandigen (soms met, maar veelal ook zonder personeel).
Vier toekomstscenario’s
Wat is de beste manier om in de toekomst het werk zo te organiseren dat ieders talent optimaal tot zijn recht komt en men daarmee ook een bijdrage levert aan de maatschappij? Om te bepalen waar en hoe het beste ingegrepen kan worden, zijn er door de auteurs vier toekomstscenario’s verkend. Assen waarlangs zij de scenario’s vormen zijn de mate van impact van technologische doorbraken, en meer of juist minder nadruk op gemeenschapswaarden.
Geen van de scenario’s biedt een kant-en-klare oplossing om een duurzame arbeidsmarkt te creëren, maar juist door elementen uit al deze visies te destilleren kan er een succesvol plan opgesteld worden.
Scenario 1: Arbeidsmarkt arena
In termen van de arbeidsmarkt hebben we hier te maken met sterke concurrentie tussen individuen. Productieprocessen zijn georganiseerd langs de lijnen zoals we die nu ook kennen. Dat wil zeggen dat aan de omvang en samenstelling van de kapitaalgoederenvoorraad gekoppelde schaalvoordelen in belangrijke mate leidend zijn voor de organisatie van het werk. De concurrentie tussen bedrijven is hevig. Een gevolg daarvan is een gestage beweging richting minder vaste banen. Dat levert voor een groot deel van de werkenden een onzekere situatie op: soms kunnen zij meedoen op de arbeidsmarkt. Soms staan zij een tijdje als ‘outsider’ aan de kant. Het individualistische karakter van deze samenleving manifesteert zich in beperkte bescherming en beperkte voorzieningen voor wie buitenspel staat. De prikkels om weer aan de slag te komen zijn sterk en omdat werkgevers betrekkelijk weinig verplichtingen hebben ten aanzien van werknemers waar zij van af willen, zijn er - bij voldoende werkgelegenheid - ook weinig hindernissen om weer aan het werk te komen.
Scenario 2: Singapore achter de dijken
‘Singapore achter de dijken’ is een strak georganiseerde samenleving waar solidariteit een grote rol speelt. Het belang van individuele burgers is ondergeschikt aan het collectieve belang. Met het oog op een hoog welvaartsniveau en volledige werkgelegenheid zijn burgers bereid veel autonomie en privacy op te offeren. Alles is voor iedereen en iedereen wil eerlijk delen. Om dit mogelijk te maken is er een sterk sturende en controlerende verzorgingsstaat nodig die een hoge mate van sociale zekerheid garandeert. Grote, eveneens sterk gecentraliseerde bedrijven domineren het economische landschap. De overheid verdeelt het werk en koppelt individuen aan banen op basis van beroepsprofielen en profieltesten in het onderwijs. Zo is er voor iedereen werk en is er een grote mate van gelijkwaardigheid.
Scenario 3: Veel voor weinigen
In het scenario ‘Veel voor weinigen’ is er sprake van een sterke focus op individuele waarden en heeft de technologie een hoge vlucht genomen. Op basis van de technologie is het land weliswaar rijk, maar die rijkdom is tegelijk bijzonder scheef verdeeld. Sterke bescherming van eigendomsrechten, patenten, octrooien en copyrights zorgen er voor dat de opbrengsten van nieuwe technologische doorbraken toekomen aan en cumuleren bij een kleine groep ‘haves’. Zij domineren niet alleen het economisch leven, maar ook de media en de politiek. Via hun ondernemingen geven zij het volk ‘brood’ en via de media wordt in de behoefte aan ‘spelen’ voorzien. De vermaaksindustrie is dan ook een bloeiende sector.
Scenario 4: Competing domes
De wereld van ‘competing domes’ is er een die ligt tussen Appenzell en Silicon Valley. Kenmerkend zijn kleinschaligheid en een grote mate van zelfvoorzienendheid, bijvoorbeeld op het terrein van energie en voedsel. Die kleinschaligheid wordt gevoed door technologische doorbraken op het terrein van ict. Steeds goedkopere robots en 3D-printers hebben een eind gemaakt aan grootschalige productie. Kapitaalgoederen zijn niet langer dominant voor het organiseren van het productieproces. Het werk is georganiseerd in kleinschalige bedrijven, waar de talenten van mensen centraal staan. De kleine schaal laat toe dat ieders stem gehoord wordt en het - ook zonder veel bureaucratie- mogelijk is rekening te houden met het feit dat werk slechts één van de domeinen van het leven is waarin mensen actief zijn.
Conclusie
De auteurs* concluderen dat - mits we de juiste keuzes maken - in Nederland een duurzame arbeidsmarkt voor de toekomst binnen bereik ligt. Die keuzes betreffen vooral de waarden van waaruit we institutionele veranderingen vormgeven. Daarbij is in de ogen van de auteurs een gezonde balans van belang tussen (hernieuwde aandacht voor) gemeenschapswaarden en individuele vrijheid. Het dichten van de kloof tussen insiders en outsiders is dan mogelijk, waarna ieders talent optimaal benut zal worden en er voldoende ruimte zal zijn voor persoonlijke ontwikkeling en creativiteit. Doordat iedereen op zijn of haar plaats is, zal onvrede tot een minimum beperkt worden. Dit zal in veel opzichten niet vanzelf gaan; institutionele veranderingen zijn noodzakelijk.
* Paul Boselie, Tanja van der Lippe, Tine de Moor, Frans Pennings, Joop Schippers en Toon Taris
Reageren