We kunnen er niet omheen dat goed samen werken noodzakelijk is om de belangrijkste uitdagingen in de huidige arbeidsmarkt het hoofd te bieden. En dat vraagt om goed werk en goed werkgeverschap, stellen Daniël van Middelkoop en Hafid Ballafkih, beiden lector aan de Hogeschool van Amsterdam. Helaas schort het daar nogal eens aan. Zij houden een pleidooi voor een herwaardering van professionaliteit en vakmanschap in organisaties en op de arbeidsmarkt. Daarnaast roepen zij werknemers op om in constructief verzet te komen en de eigen professionaliteit centraal te durven stellen. Deel 2 van het tweeluik is een interview met Daniël van Middelkoop: “Als een nieuwe regel of richtlijn afleidt van goed werk leveren, kom dan in constructief verzet.”
Daniël van Middelkoop, lector Samenwerkende Professionals aan de Hogeschool van Amsterdam, stelt dat we moeten wegbreken van een manier van organiseren waarin controlemechanismen, efficiency-denken en de nadruk op ‘meetbare output’ centraal staan - en waarin deze tot doel in plaats van middel gemaakt worden. “Dit geldt nadrukkelijk voor publieke sectoren, zoals de jeugdzorg, waar het werk niet of nauwelijks te standaardiseren is en waar efficiëntieverbetering gezien de aard van het werk slechts tot een zeker punt mogelijk is. Breng de organisatorische en financiële logica terug naar de juiste proporties – het zijn randvoorwaarden om professionals en vakmensen in staat te stellen goed werk te leveren.”
Maar hoe doen we dat? Vorige maand sprak Van Middelkoop zijn lectorale rede “Samen goed werken. Pleidooi voor een herwaardering van professionaliteit en vakmanschap” uit. Uit die rede valt op te maken dat de meeste mensen gemotiveerd zijn om ‘goed werk’ te leveren en met hun werk een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij. Om die positieve bijdrage te kunnen leveren is samenwerking vaak cruciaal (zie kader onderaan). “De potentie van samen werken is geweldig, maar in de praktijk hebben we de processen op zo’n manier ingericht dat samenwerking te vaak een doel op zich is in plaats van een middel om tot goed werk te komen. Bovendien hebben we de condities voor samen goed werk leveren vaak niet op orde. Er is bijvoorbeeld te weinig tijd om met elkaar te overleggen, of de kwaliteit van het werk staat niet centraal, maar de processen, waardoor samen werken juist heel frustrerend of minder effectief kan zijn.”
Niet van bovenaf opleggen
Het gaat volgens Van Middelkoop fout als samenwerking van bovenaf opgelegd wordt. “Vaak wordt samen werken niet vanuit de logica van de mensen op de werkvloer aangevlogen. De logica van de ‘organisatiehark’ is nog veelvuldig aanwezig binnen organisaties: Vaak met een organogram waar helemaal onder in een grote balk het woord ‘teams’ staat. En in die teams, daar moet de magie dan gebeuren. Maar vaak is dat een hele grote afdeling, of er zitten mensen in een team die heel individueel werken, of ze hebben niet het mandaat of de middelen om dat goede werk te kunnen leveren.”
“Mensen in de zorg en het onderwijs zijn vaak vanuit een ideaal aan hun baan begonnen en gebleken is dat je het elastiek vrij ver kunt oprekken. Ze gaan vaak buiten hun officiële werktijd, als ze voldaan hebben aan alle administratieve plichten, alsnog de juiste zorg leveren. Als je dat te lang doet is dat niet gezond en leidt dit uiteindelijk tot uitval.”
Trage tijd moet terug
Volgens Van Middelkoop vraagt samen goed werken om een behoorlijke tijdsinvestering en wordt dit vaak onderschat. Vaak is er niet of nauwelijks tijd om elkaar te ontmoeten, laat staan om het goede gesprek te voeren over het werk en de uitkomsten daarvan door te voeren naar de praktijk. Volgens hem is deze zogenaamde ‘trage tijd’ helaas verdwenen in de efficiencyslag die in veel organisaties gemaakt is. Er is volgens hem een te grote veelheid aan dingen die ‘ook nog moeten’.
Ook hij pleit voor het maken van keuzes. “Er liggen forse uitdagingen en heel veel mensen hebben het idee dat ze vastlopen in de manier waarop we nu het werk georganiseerd hebben. We zullen met z’n allen na moeten denken over de condities om goed werk te kunnen leveren. Daar hoort onder andere bij dat je af en toe tijd hebt om stil te staan als team bij de vraag wat is nou goed werk en hoe kunnen we het volgend jaar nog beter doen? Vervolgens moet je ook tijd vrijmaken om dat goed door te voeren.”
Constructief verzet
Hij ziet het als de plicht van werkgevers om na te denken over hoe je die tijd voor je mensen kunt creëren. Maar professionals en vakmensen moeten volgens de lector niet gaan zitten wachten totdat de organisatie dit voor hen regelt. “Durf de tijd te nemen om na te denken over hoe je je werk kunt verbeteren vanuit je professionele logica. En als een nieuwe regel of richtlijn afleidt van goed werk leveren, kom dan in constructief verzet. Zeg: ‘Hier trekken wij de lijn, dit gaan we niet doen.’ Bestuurders moeten dat verzet op hun beurt niet proberen te smoren, maar juist faciliteren.” Als voorbeeld noemt hij het boek van oud-docent Thijs Roovers ‘Leraar durf te claimen’.
Hij benadrukt dat professionals in cruciale sectoren een ijzersterke positie hebben. “Als we stoppen met lesgeven en zorg bieden dan loopt de boel in het honderd. We mogen best wat steviger zijn. Laten we ook niet vergeten dat al die professionals en vakmensen ondanks alles wat er speelt nog altijd goed onderwijs en goede zorg leveren in Nederland. Daar mogen we trots op zijn.”