Dit artikel is een integraal deel uit het boek 'Creativiteit krijg je niet voor niets. Over de psychologie van creativiteit in wetenschap en werk' van Carsten de Dreu en Daniel Sligte.
Op de keper beschouwd, is het voor veel van de taakjes (o.a. een brainstormtaak -red) best handig als je een beetje kennis van zaken hebt. Als je nooit academisch onderwijs hebt gevolgd, of erover hebt nagedacht, gelezen, of met anderen over gediscussieerd, dan is het best lastig om zomaar ineens een heel scala aan nieuwe en toch ook potentieel bruikbare ideeën over onderwijsverbeteringen te bedenken. En als je het sprookje van de kikker, die door een kus van de prinses veranderde in een knappe prins, niet kent, dan is het lastig om het inzicht te krijgen dat bij “bil, kus en springen” het woord “kikker” hoort.
Om creatief te kunnen zijn, is dus behoorlijk wat kennis van zaken nodig. Anders gezegd, creatieve prestaties ontstaan niet ex nihilo en vereisen vaak langdurige studie, oefening, en ervaring. Dit geldt voor kunstenaars, die niet zelden beginnen met het zo zuiver mogelijk kopiëren van andermans werk. Het geldt voor musici, die uren, dagen, maanden oefenen om hun instrument perfect in de vingers te krijgen. Het geldt voor wetenschappers, die vaak pas in de loop van hun academische loopbaan en nadat ze in diverse deelgebieden onderzoek deden, hun creatieve doorbraken hadden (Simonton, 1999). Het geldt hoogstwaarschijnlijk voor de meesten van ons – onze alledaagse creativiteit is vaak daar waar we ervaring met de problematiek hebben, wel eens vaker zo’n varkentje hebben moeten wassen, of gewoonweg veel hebben geleerd over een bepaald onderwerp.
Een creatief product is dus het resultaat van het combineren en integreren van reeds beschikbare informatie. Om ergens goed in te worden, zijn vaak de spreekwoordelijke 10.000 vlieguren nodig en voor creatieve prestaties geldt hetzelfde (Ericsson, 1999). Dit sluit overigens niet uit, dat echte vernieuwingen en creatieve doorbraken vaak plaatsvinden aan de “randen” van een vakgebied, daar waar iemand wat gebruikelijk en standaard is in het ene domein, toepast of doordenkt in een aanpalend domein.
Door de brug te slaan, combineert iemand kennis en inzichten op een vernieuwende manier, zoals dat nog niet eerder werd gedaan. De muziek van Colin Benders, alias The Kyteman, is daarvan een prachtig voorbeeld - in Kyteman’s Orkest, bijvoorbeeld, combineerde hij invloeden uit de jazz, de hip-hop, en de rapmuziek. Nobelprijzen gaan ook relatief vaak naar wetenschappers die in de loop van hun werk vanuit het ene vakgebied, bijvoorbeeld de scheikunde, de overstap maakten naar een ander specialisme, zoals de microbiologie (Ferry, 2007).
Als die '10.000 vlieguren'-regel opgaat voor alledaagse creativiteit, dan zou je verwachten dat volwassenen creatiever zijn dan kinderen. Die laatsten hebben immers gewoonweg minder kans gehad om door ervaring en studie de kennisbank op te bouwen waarover volwassenen beschikken. En je zou verwachten dat volwassenen creatiever zijn dan kinderen, met name in situaties waar een sterk beroep of conceptuele kennis gedaan wordt. En zou het verschil kleiner zijn in situaties waarin conceptuele kennis minder belangrijk is.
Voor deze voorspelling vond Sietske Kleibeuker goede aanwijzingen. In haar proefschrift vergeleek zij de creatieve prestaties van jonge volwassenen, met kinderen van verschillende leeftijd. Voor sommige taken, zoals de Gestalt Completion Test (GCT) en de Remote Associates Test (RAT) was a priori kennis nuttig. Voor andere taken, zoals de Creative Ability Test (CAT) was dit niet zo en kon je meer of minder creatief zijn zonder dat je echt veel ervaring had met, of kennis had over het probleem.
Figuur 3.2 geeft een schematisch overzicht van de resultaten (Kleibeuker et al., 2012). Zoals is te zien, zijn volwassenen gemiddeld genomen creatiever dan kinderen, vooral in situaties die creatief probleem-oplossen en inzicht vereisen. Dit zijn, zonder uitzondering, situaties waar a priori kennis zeer behulpzaam, zo niet noodzakelijk is. Wat ook opvalt, is dat met name pubers van rond de 16 jaar, hoog scoren op divergent en flexibel denken. Een mogelijke verklaring daarvoor, is dat in die levensfase hormonale en neurale processen sterk veranderen en een rol spelen bij creativiteit. We komen op die hormonale en neurale processen in het volgende hoofdstuk terug.
Figuur 3.2 Creatieve prestaties in verschillende leeftijdsgroepen. Gebaseerd op onderzoek van Kleibeuker, De Dreu & Crone (2012):
Reageren