De NSvP wil anderen inspireren, maar we worden ook vaak geïnspireerd door initiatieven van anderen. Veel onderzoek, activiteiten en initiatieven op het gebied van HR, werk en arbeidstoeleiding liggen soms wel erg dichtbij de neoliberale overheidsdoelen, gericht op een zelfredzame burger die verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen inzetbaarheid. Maar zijn deze uitgangspunten wel reëeel, en zet het niet teveel aan tot een ellebogenmaatschappij waarbij iedereen maximaal voor zijn eigen belang gaat? Verschillende stemmen gaan op om kritischer te staan tegenover het neoliberalisme en de creatie van de homo economicus. Deze geluiden sluiten aan bij een centraal thema in het visiestuk De Omkering: andergerichtheid. Hoe versterken we initiatieven die niet de polarisatie zoeken, maar juist actief de verbinding nastreven? Is het tijd voor meer activisme?
Van egocentrisme naar andergerichtheid?
In ons visiedocument De Omkering noemen we andergerichtheid als een van de centrale thema’s die samenhangen met de basale behoeften van de mens. Daar lijkt in de huidige samenleving een tekort aan te ontstaan. Het neoliberalisme zet de mens apart, geeft onder het mom van individuele vrijheid ruim baan aan het individueel najagen van welvaart, maar heeft geen antwoord op het toenemend egocentrisme en het breed gevoelde tekort aan verbinding. De Trendrede 2017 (een jaarlijks opgestelde duiding van de wereld om ons heen) geeft in mooie symbolische taal weer wat velen voelen: ‘We dreigen te vervallen tot een samenloze leving’ en ‘Niemand lijkt zonder eigen belang en daarom staat de discussie op scherp zodra die geopend wordt’. Met de constatering: ‘De beleefdheid is het eerste slachtoffer, er woedt een hevige strijdt tussen de fluisterende nuance en het hard schreeuwende eigen gelijk’.
Zelfredzaamheid, maar zonder sterke sociale verbanden
Als duiding voor de onvrede wordt er gewezen op de toenemende onzekerheid: ‘Gedurende decennia opgebouwde zekerheden verdwijnen in rap tempo door een tomeloze efficiency drive, die de menselijkheid uit het oog verloren is’, verklaart de Trendrede. Sociale structuren zijn instabiel geworden, de neoliberale orde die er voor in de plaats komt verwacht veel van de individuen in de samenleving, zonder dat daar nieuwe sociale verbanden tegenover staan. Hierdoor is het als individu moeilijk om veerkracht te vinden als het tegen zit.
Zelfredzaamheid zonder ondersteunende sociale verbanden is niet mogelijk. Het is, kortom, tijd is om het te ver doorgevoerde individualisme te vervangen door meer aandacht voor andergerichtheid.
WRR-perspectief op zelfredzaamheid
De WRR waarschuwt in het rapport Weten is nog geen doen (WRR, 2017) voor de vanzelfsprekendheid waarmee zelfredzaamheid in overheidsbeleid wordt gehanteerd. Van burgers wordt een alerte en actieve houding verwacht als het gaat om belasting betalen, pensioenvoorziening, leven lang leren, inzetbaarheid en gezondheid. Maar niet elke burger heeft de (cognitieve en niet-cognitieve) vermogens voor zelfredzaamheid. Los van de vermogens zijn er veel externe factoren die zelfredzaamheid mede bepalen. Stressvolle omstandigheden kunnen zelfredzaamheid bijvoorbeeld beperken. Deze juiste constatering in het rapport leidt echter niet tot de logische conclusie dat de centrale positie van zelfredzaamheid in beleid moet verdwijnen, dat zelfredzaamheid zonder ondersteunende sociale verbanden niet mogelijk is en dat het, kortom, tijd is om het te ver doorgevoerde individualisme te vervangen door meer aandacht voor andergerichtheid.
Zelfredzaamheid een zuiver individuele kwaliteit?
In plaats van te verwijzen naar gebrekkige sociale contexten wordt het begrip zelfredzaamheid met behulp van de gedragswetenschappen uiteengerafeld als een zuiver individuele karakteristiek. Het vernieuwende is alleen dat naast denkvermogen, ook aandacht wordt gegeven aan doenvermogen: ‘Dit rapport zet een volgende stap en richt zich op ‘doenvermogen’, dat men in het dagelijks leven vaak aanduidt als ‘persoonlijkheid’ of ‘karakter’’. Opgemerkt wordt dat niet iedereen in gelijke mate over de benodigde persoonskenmerken beschikt en dat deze waarschijnlijk ook maar beperkt ontwikkelbaar zijn. De rationele overheid moet daarom een meer realistische overheid worden die in haar beleid rekening houdt met het feit dat mensen niet altijd kunnen wat zij misschien wel graag willen. Conclusie is dan:
‘Effectief beleid houdt rekening met de verschillen in mentale vermogens van burgers. In het rationalistische perspectief is informatieverstrekking een belangrijk instrument, maar in het realistische perspectief komt een breder palet aan sturingsmiddelen in beeld. De overheid kan inspelen op de beperkte niet-cognitieve vermogens van burgers door de keuzearchitectuur aan te passen. Dat kan met behulp van simpele labels, aanvinken van standaard-opties (defaults), opt-outstelsels, ‘ongewenste’ keuzes beperkt mogelijk maken, of geschaalde vrijheden.’(blz. 14)
Er is dus volgens dit WRR-rapport ingrijpen van de overheid nodig om in sommige individuele gevallen toch tot zelfredzaamheid te komen. Geruststellend wordt opgemerkt dat de doelstelling en uitgangspunten van beleid hetzelfde blijven: ‘Het uitgangspunt van beide perspectieven is hetzelfde, te weten eigen verantwoordelijkheid, en het doel is eveneens hetzelfde: autonomie en redzaamheid voor iedere burger’. De vraag hoe ‘geschaalde vrijheden’ zich verhouden tot het uitgangspunt van vrijheid en autonomie wordt niet beantwoord. En het blaming the victim, dat de keerzijde is van een te grote en irreële nadruk op zelfredzaamheid wordt hiermee niet opgelost.
Governmentality
Deze manier van redeneren heeft een naam en wordt governmentality genoemd. Het is de overheid die beleid niet met dwang oplegt, maar door middel van socialisatie en normalisatie burgers zelf laat streven naar wat de overheid beoogt. Het geloof in vrijheid, autonomie en verantwoordelijkheid is daar een onderdeel van. Annemarije Hagen van de Universiteit van Leuven schrijft hierover in haar artikel Streven naar het actieve leven (Hagen, 2011): ‘Een belangrijk kenmerk van het neoliberalisme is dat het zichzelf presenteert als een vanzelfsprekende waarheid’. Tegen een ideologie kunnen mensen in opstand komen, maar is een ideologie eenmaal een geaccepteerde werkelijkheid, dan is er sprake van een discours. Een discours is de taal die wordt gebruikt om betekenis te geven aan de wereld om ons heen en op een gegeven moment is die geheel vanzelfsprekend en verinnerlijkt. In de gecreëerde werkelijkheid van het neoliberalisme staat het concept van vrijheid centraal: het individu maakt keuzes en is daarmee ook verantwoordelijkheid voor de gemaakte keuzes. Het gaat er om de juiste keuzes te maken, vooral bezien vanuit economisch perspectief. De arbeidsmarkt kent winnaars en verliezers, en wie niet tot de winnaars behoort heeft het aan zichzelf te wijten. Effect is dat we ons over het lot van anderen minder zorgen hoeven te maken. En andersom dat we alles op alles zetten om zelf succesvol te zijn en dat aan anderen te laten zien, want we willen geen verliezers zijn. Hoewel het concept van vrijheid ons allemaal aanspreekt, heeft het als beleidsuitgangspunt grote gevolgen voor de cohesie in een samenleving. Volgens de filosoof Foucault creëert het neoliberalisme een nieuwe manier waarop mensen worden gesubjectiveerd, namelijk als homo economicus. De mens wordt gereduceerd tot een louter economisch subject. Het eigenbelang komt voorop te staan, de andergerichtheid verdwijnt naar de achtergrond, terwijl de mens in oorsprong een sociaal wezen is.
Wie ben ik in de relatie die ik aan ga met anderen, in de wijze waarop ik word bestuurd en de wijze waarop ik zelf sturend ben? (Foucault)
Ethiek in plaats van Moraal
Om uit deze paradox van vrijheid te komen (onder het mom van vrijheid, wordt onze vrijheid beperkt), suggereert Annemarije Hagen een andere manier van definiëring van het begrip vrijheid. In een positieve definiëring van het begrip vrijheid gaat het erom een persoonlijk ethiek te ontwikkelen. Het gaat erom wat je met de vrijheid doet. Zij verwijst daarbij naar Foucault, die een onderscheid maakt tussen ethiek en moraal. Ethiek is volgens hem persoonlijk van aard, terwijl moraal in algemene zin is opgelegd. In de Griekse oudheid werd zorg voor het zelf opgevat als het streven naar een goed ethos. ‘Het ethos is een bepaalde wijze van zijn van het subject en een bepaalde wijze van handelen die voor anderen zichtbaar is’ (Foucault 1995, 90).
Wanneer is er dan sprake van vrijheid? Volgens Foucault is er sprake van vrijheid als ieder subject vrij is om zichzelf de vraag te stellen: wie ben ik in de relatie die ik aan ga met anderen, in de wijze waarop ik word bestuurd en de wijze waarop ik zelf sturend ben?
Vrijheid is een werkwoord
De Trendrede komt tot dezelfde conclusie, iets anders geformuleerd. Daarbij wordt Bert Teule geciteerd, auteur van het boek Vrijheid voor gevorderden. Hij zegt hierover: ´We benoemen vrijheid vanuit een negatieve gedachte (…) We denken eraan als lege ruimte, als de afwezigheid van obstakel´. Dat werkt niet als we elkaar vooral als obstakel aanwijzen. We hebben behoefte aan een positieve vrijheid: dat wat aanwezig moet zijn om te doen wat we willen. Positieve vrijheid maakt van kale leegte een krachtige ruimte. ‘Vrij zijn van’ wordt ‘vrij zijn om’. Daarmee wordt vrijheid een werkwoord.
Hoe komen we van een ‘samenloze leving’, weer tot een samenleving?
Hoe irrelevant is ons werk?
Matthijs Bal signaleert in zijn discussiestuk How irrelevant is the field of Work and Organizational Psychology really? (Bal, 2017), dat de echte relevante discussies in het werkveld van de Arbeids- en Organisatiepsychologie niet gevoerd worden. Hoewel het altijd lastig is om een hele beroepsgroep over één kam te scheren, is ook dit artikel een oproep om de eigen ethiek onder de loep te nemen. Het stelt de vraag welke normen en waarden we met ons eigen werk onbewust bekrachtigen en hoe we een actieve zoektocht in kunnen zetten naar alternatieven. Hoe kunnen we, met andere woorden, naast de homo economicus ook ruimte creëren voor andergerichtheid,? Hoe komen we van een ‘samenloze leving’, weer tot een samenleving? Tijd voor meer activisme dus, maar een activisme dat begint met een kritische zelfreflectie.
Links en leestips:
- Bal, P. Matthijs (2017) How irrelevant is work and organizational psychology really? Discussion Paper. Researchgate.
- Hagen, A. (2011) Streven naar het actieve leven. Neoliberale governmentality als vorm van moderne politieke macht binnen het activerend arbeidsmarktbeleid, Krisis Tijdschrift voor actuele filosofie, Issue 2.
- Trendrede 2017
- Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2017), Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op Zelfredzaamheid, Den Haag
- De Omkering - whitepaper NSvP i.s.m. Aukje Nauta (2016)
Reageren