Om conflictescalatie te begrijpen, beschrijven Rubin, Pruitt en Kim (1994) drie modellen. Elk van deze modellen geeft een specifieke kijk op conflictescalatie - het Agressor-Verdediger Model en het Conflictspiraal-Model geven een beschrijving van wat er gebeurt tijdens conflictescalatie. Maar beide modellen geven geen verklaring voor de vraag waarom mensen niet in alle redelijkheid en met passende vergevingsgezindheid op escalerend gedrag van de tegenpartij reageren. Hiervoor moeten we ons wenden tot het psycho-dynamisch model.
Fundamentele attributiefout
Het psycho-dynamische model van conflictescalatie is voor een belangrijk deel gebaseerd op menselijke neigingen een fundamentele attributiefout te maken. De fundamentele attributiefout betreft de sterke neiging het negatieve gedrag van anderen toe te schrijven aan hun persoonlijkheid en het positieve gedrag van anderen toe te schrijven aan omstandigheden, terwijl men bij zichzelf precies het omgekeerde doet. Wanneer een collega met wie je in conflict bent je een attente kaart stuurt ben je eerder geneigd te denken “oh, dat zal z’n vriendin wel gesuggereerd hebben, die kan namelijk helemaal niet tegen ruzie,” dan dat je denkt “ik heb altijd al geweten dat het in de grond een attente en hartelijke vent is.” Wanneer echter diezelfde collega een nare roddel over jou de wereld in stuurt ben je eerder geneigd dit aan zijn persoonlijkheid toe te schrijven (“zie je wel, het is gewoon een onaangename rat”), dan aan toevalligheden en andersoortige omstandigheden (“tsja, iedereen doet weleens iets vervelends, kan gebeuren”).
Het vervelende en vijandige gedrag van een tegenstander wordt serieus genomen ("zo is de ander nu eenmaal"), het aardige en attente gedrag wordt niet serieus genomen en soms zelfs gezien als valstrik
In conflictsituaties vertonen partijen over en weer vervelend en vijandig gedrag – dit is nu eenmaal inherent aan de meeste conflicten. De fundamentele attributiefout leidt ertoe dat mensen het nare, vervelende en vijandige gedrag van hun tegenstander uitermate serieus nemen en geneigd zijn aan te nemen dat de ander “nu eenmaal zo is.”
Het aardige, vriendelijke en attente gedrag van de tegenstander wordt niet serieus genomen en wellicht zelfs afgedaan alsof het een valstrik zou zijn. Het gevolg is dat andermans vijandige gedrag iets zegt over diens persoonlijkheid en die wordt dus allengs vervelender en gevaarlijker.
Focus ligt op negatief gedrag van de ander
Naast de fundamentele attributiefout geldt dat in conflictsituaties mensen vooral geneigd zijn goed op het negatieve gedrag van hun tegenstander te letten en andermans vriendelijke inzet en diens goedbedoelde tactieken buiten beschouwing te laten of als een vorm van “wolf in schaapskleren” te interpreteren. De reden hiervoor is dat in conflictsituaties er nogal wat op het spel staat en we onze aandacht niet op alles tegelijk kunnen richten. Om onze beperkte aandacht toch zo effectief mogelijk aan te wenden en te voorkomen dat we door de tegenstander verrast worden, spenderen we relatief veel energie en aandacht aan andermans nare trekjes en gedragingen. Deze “self-serving bias” werd goed duidelijk in een onderzoek van De Dreu, Nauta en Van de Vliert (1995), die twee groepen professionele onderhandelaars vroegen een aantal onderhandelingsstrategieën en tactieken op te schrijven. De helft werd gevraagd op te schrijven wat zij zelf zoal deden om een conflict tot een goed einde te brengen.
Eigen tactieken | Andermans tactieken |
---|---|
Samenwerken | Zorgvuldig luisteren |
Datum en tijdstip vaststellen | Om de kwestie heen draaien |
Correcte argumenten geven | Dreigen af te breken |
Niet het achterste van m’n tong laten zien | Tijdsdruk opleggen |
Valide argumenten geven | Irrelevante details geven |
Luisteren | Om commitment vragen |
De ander eerst laten gaan | Dreigen |
Zorgen dat ik goed voorbereid ben | De salamitactiek toepassen |
Zorgen dat de ander geen gezichtsverlies lijdt | Samenwerking beloven |
Duidelijk maken dat je expert bent | Vaag blijven over mogelijke winst |
Bluffen | |
Dreigen naar de concurrent te gaan |
Gebaseerd op De Dreu, Nauta & Van de Vliert (1995); de gemiddelde constructiviteit van de eigen tactiek was significant hoger dan die van andermans tactieken.
In de tabel staan links de tactieken die men voor zichzelf opschreef en rechts de tactieken die men voor de gemiddelde tegenstander opschreef. Het zal duidelijk zijn dat de rechterkolom aanzienlijk minder constructief is dan de linkerkolom. Blijkbaar denken we eerst aan allerlei narigheid wanneer we aan onze (gemiddelde) tegenstander denken. Terzijde: wij bevinden ons temidden van de gemiddelde tegenstander en wanneer iedere respondent in het onderzoek volstrekt accuraat en neutraal geantwoord had, dan zouden er geen verschillen tussen de linker- en rechterkolom gevonden moeten worden. De gevonden verschillen kunnen daarom moeilijk anders dan door selectieve en “zelfdienende” informatieverwerking verklaard worden.
Met inferieure, immorele en gevaarlijke mensen valt niet te praten en is het slecht zaken doen
De duiding van andermans ambigue gedrag als vervelend en gevaarlijk heeft als welhaast automatisch gevolg dat we onze tegenstander door een andere bril gaan bekijken. Ten eerste wordt de ander nu meer gezien als gevaarlijke persoon. Immers, “mensen die mij vijandig bejegenen zijn gevaarlijk.” Ten tweede wordt de ander als immoreel gezien. Immers, “mensen die mij vijandig bejegenen zijn immoreel.” Ten derde wordt de ander als inferieur gezien. Immers, “iemand die mij vijandig bejegent is inferieur aan mij, want ik doe dat soort dingen niet.” En alhoewel de meeste mensen geneigd zijn anderen redelijk en beleefd te behandelen, en zelfs pas op de plaats te maken mocht die ander enigszins onbehoorlijk uit de hoek komen, vervalt voor de meesten de verplichting zich beschaafd en redelijk te gedragen wanneer overduidelijk is dat die ander gevaarlijk, immoreel en inferieur is.
Wanneer we iemand als zodanig beoordelen, en met die persoon een conflict ervaren, zijn we sneller geneigd terug te grijpen op zware middelen en zullen we sneller dan normaal proberen het conflict via forceren en vechten te beslechten. Immers, met inferieure, immorele en gevaarlijke mensen valt niet te praten en is het slecht zaken doen.
Het zal duidelijk zijn dat het gevolg van relatief hard ingrijpen is dat de tegenpartij ons ook gaat zien als immoreel, inferieur en gevaarlijk, dat bij hem of haar de verplichting tot beleefd en beschaafd gedrag wegvalt en hij of zij terugvalt op tamelijk harde manieren van conflicthantering. Dit bevestigt ons dan weer in de oorspronkelijke gedachte dat de ander immoreel, inferieur en gevaarlijk is en de hele escalatiecyclus begint aan een nieuwe, intensere ronde.