Rutger Claassen is Hoogleraar Politieke Filosofie en Economische Ethiek aan Universiteit Utrecht en heeft een speciale belangstelling voor de economische ethiek en de morele waarde van markten en bedrijven. De krapte op de arbeidsmarkt maakt onze publieke sectoren kwetsbaar, in de concurrentieslag trekken bedrijven vaak aan het langste eind. Maar als de samenleving vervolgens piepend en krakend tot stilstand komt schieten we daar weinig mee op. Onze vraag is dan ook: hebben bedrijven een publieke rol of zijn zij er alleen om winst te maken en zo bij te dragen aan onze welvaart? In onze zoektocht naar de vraag wat het algemene belang eigenlijk is en of bedrijven hier een rol te spelen hebben spreken we Claassen over zijn ideeën.
Onze vraag is ontstaan door de huidige schaarste, waarmee publieke instellingen in de “war on talent” aan het korte eind lijken dreigen te trekken. De wachtrijen die we nu op Schiphol zien, zijn een tastbaar bewijs van de tekorten op de arbeidsmarkt. Minder zichtbaar zijn de wachttijden in de jeugdzorg of de effecten van het sluiten van kinderopvang door gebrek aan personeel. Hoe ziet onze toekomst eruit met een dubbele vergrijzing en ontgroening? Zijn bedrijven alleen aanjagers van economische groei of zijn zij ook een onderdeel van de civil society? Bedrijven profiteren van maatschappelijke instituties in het publiek domein, zoals vrede en veiligheid, onderwijs en zorg. Hebben zij dan ook een verantwoordelijkheid om samen met publieke sectoren de problemen op te lossen die inmiddels op maatschappelijk niveau dreigen te ontstaan?
Maatschappelijke missie vrijblijvend
Claassen legt ons uit dat veel bedrijven inmiddels een purpose formuleren, waarin zij hun bredere maatschappelijke doelen kenbaar maken. Maar voor veel bedrijven blijft die maatschappelijke missie vrijblijvend, zeker als er meerdere investeerders of aandeelhouders bij het bedrijf betrokken zijn. Die vrijblijvendheid als het de maatschappelijke doelen aangaat, is in het verleden overigens anders geweest. Om dit toe te lichten neemt Claassen ons mee naar de geschiedenis en het ontstaan van bedrijven als aparte rechtspersoon.
De VOC was de eerste commerciële onderneming met zowel een private als een publieke rol
In de Europese Middeleeuwen waren het meestal koningen die aan steden, kerken, universiteiten en gilden de mogelijkheid gaven om zich als rechtspersoon te organiseren, mits zij konden aantonen dat zij een publieke taak vervulden. De VOC werd de eerste commerciële onderneming, die zich met toestemming van de staat kon oprichten. De VOC had zowel een private als publieke rol: de organisatie had private investeerders maar vervulde ook een publieke rol in het bestuur van de koloniën. In de negentiende eeuw kwam de toestemming en het toezicht van de staat in de meeste Europese landen te vervallen, en werd het voor iedereen mogelijk om een bedrijf op te richten, waarbij de bijbehorende privileges in stand bleven. Het gaf een grote impuls aan het kapitalisme en de groei van de economie, maar de toegekende privileges werden niet langer door een tegenmacht gecontroleerd.
Winstmaximalisatie toch vaak prioriteit
Mijn vraag of bedrijven een publiek belang hebben of zouden moeten dienen, wordt door Claassen dus ten dele bevestigd, maar ook geproblematiseerd. Ja, bedrijven opereren in het publieke domein en hebben met hun optreden maatschappelijke effecten, maar de mogelijkheden om die macht in te perken als er sprake is van marktfalen, doorgeslagen economisch gewin of politieke inmenging is met het vrijgeven van hun private positie juist verloren gegaan. Het bedrijf, oorspronkelijk een publieke instelling, werd geprivatiseerd. Tegelijkertijd bleef de juridische constructie overeind, met de mogelijkheid voor bedrijven om kapitaal te verzamelen, grootschalig te opereren, zowel economische als politieke macht te vergaren en hierdoor dus ook (positieve en negatieve) collectieve effecten te genereren op hun medewerkers en op hun wijdere omgeving. Maar in hun afwegingen zullen bedrijven, zeker onder invloed van collectieve aandeelhoudersbelangen, de private belangen en dus ook de winstmaximalisatie voorop stellen.
In een bedrijf zijn de belangen van medewerkers niet op dezelfde hoogte collectief vertegenwoordigd als die van aandeelhouders.
Collectieve tegenmacht
Volgens Claassen is het belangrijk dat we ons deze dubbele realiteit goed blijven realiseren. Een bedrijf zelf is al een associatie van kapitaal: de belangen van investeerders of aandeelhouders zijn samengebracht. Medewerkers hebben inspraak via de OR, maar hun belangen zijn niet collectief vertegenwoordigd in het bedrijf op dezelfde hoogte als die van aandeelhouders. Een democratisch besturingssysteem, waarbij de groep medewerkers gelijkwaardige inbreng in het bedrijf heeft naast de aandeelhouders, zou een alternatief kunnen zijn. Ook het collectief verbinden van werknemersbelangen in vakbonden kan een collectieve tegenmacht vormen.
Bedrijven kunnen zich, zoals gezegd, ook uit eigen beweging richten op bredere maatschappelijke vragen. Dan is er vaak ook een businesscase aan verbonden, waardoor het beleid voor het bedrijf op de korte of langere termijn winstgevend kan zijn. Ook als consumentengroepen meer denken in termen van het algemene belang en kiezen voor biologische producten of beleggen bij de Triodos Bank, wordt het voor bedrijven aantrekkelijker om maatschappelijke doelen na te streven. Als sociale normen veranderen kan ook regelgeving de vrijheid van bedrijven inperken, zoals bijvoorbeeld al gebeurt bij de aanscherping van milieueisen. Volgens Claassen is wetgeving wel vaak een traag proces; wetsveranderingen volgen meestal maatschappelijke ontwikkelingen, niet andersom. Eerst moet een bredere maatschappelijke discussie gevoerd worden over de rol en verantwoordelijkheden van bedrijven.
Morele verantwoordelijkheid
Tenslotte gaat er ook invloed uit van morele overtuigingen. In de tijd van de opbouw van de verzorgingsstaat was het denken in het algemeen belang sterk aanwezig. Vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw werd de verzorgingsstaat als onbetaalbaar gezien en kwam de nadruk te liggen op eigen verantwoordelijkheid van burgers en terugbrengen van marktwerking. Inmiddels neemt het appèl op bedrijven om hun rol in publieke vraagstukken te nemen weer toe. De voor de hand liggende tegenwerping is dat dit een bedreiging is voor ‘het vrije ondernemerschap’. Maar volgens Claassen is het kiezen of delen. Òf grote bedrijven opereren op een schaal die hun geen publieke macht geeft. Òf ze hebben publieke macht; maar dan hebben zij ook een morele plicht om een publieke verantwoordelijkheid te nemen. Claassen ziet geen heil in het kunstmatig gescheiden houden van private en publieke domeinen, we moeten ons juist veel bewuster zijn van het feit dat bedrijven ook een publieke macht hebben. En daarmee ligt er in elk geval ook een morele verantwoordelijkheid bij bedrijven, om die macht niet te misbruiken en aanspreekbaar te zijn op het vertrouwen dat hen gegeven is.
We moeten ons veel bewuster zijn van het feit dat bedrijven ook een publieke macht hebben
Risico dat tweedeling toeneemt
Als ik dan terugga naar mijn vraag of bedrijven zich in tijden van krapte op de arbeidsmarkt concurrerend moeten blijven opstellen ten opzichte van publieke instellingen die een vitale rol in onze samenleving vervullen, is het antwoord onbestemd. Als het denken in een breder belang aansluit op een businessmodel kan het goed zijn dat bedrijven samenwerkingen aangaan met vitale sectoren zoals onderwijs, zorg en veiligheid. Maar het kan ook de andere kant opvallen. Dan zullen bedrijven hun eigen hachje willen redden en als de nood aan de man is eigen private opleidingen starten en eigen zorgvoorzieningen opzetten om hun zieke medewerkers beter te krijgen. Kortom dan kunnen publieke voorzieningen nog verder onder druk komen te staan en nemen risico’s op tweedeling verder toe. Maar gezien de invloed die bedrijven nu eenmaal hebben in het publieke domein mogen we hen wel blijven aanspreken op hun verantwoordelijkheden en kan de publieke opinie als tegenmacht werken. Dat is dan toch de positieve uitkomst van dit gesprek.
Rutger Claassen (1978) is Hoogleraar Politieke Filosofie en Economische Ethiek aan het Departement Filosofie & Religiewetenschap van de Universiteit Utrecht. Voor meer informatie en downloaden van artikelen, kijk op www.rutgerclaassen.nl. Zijn onderzoek heeft betrekking op de filosofische fundamenten van de liberaal-democratische rechtsstaat en onderzoekt de invulling en toepassing van centrale politieke noties als vrijheid, macht en rechtvaardigheid. Hij werkte eerder als universitair docent aan de Universiteit Leiden en was visiting scholar aan de University of Michigan in Ann Arbour en de Humboldt Universität in Berlijn. Hij publiceerde twee Nederlandstalige boeken (Het eeuwig tekort, Ambo 2004 en Het huis van de vrijheid, Ambo 2011).
Meer lezen?
- Private eigendom, publieke macht. Op weg naar een nieuw feodalisme? Boom, Den Haag, 2020. 60 pp. ISBN 978-94-6290-779-9. PDF.
- Claassen, R. J. G. (2017). De publieke rol van bedrijven: Macht en verantwoording in een democratische rechtsstaat. Over de publieke rol van bedrijven. PDF
- Claassen, Rutger. "De legitimiteit van bedrijven in een liberale democratie. Een politiek-theoretische benadering." Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) Working Paper 43 (2021): 1-56. PDF